GLI traject

gecombineerde leefstijlinterventie en overgewicht bij volwassenen

De interventie

Een gecombineerde leefstijlinterventie richt zich op het verminderen van de energie-inname, het verhogen van de lichamelijke activiteit en duurzame gedragsverandering, met als doel overgewicht te verminderen.

De energie-inname is niet meer of minder dan kijken naar hoeveel calorieën er in en uitgaan.

Voor dit doel kun je gebruik maken van de app van het Voedingscentrum.

https://www.voedingscentrum.nl/nl/thema/apps-en-tools-voedingscentrum/mijn-eetmeter-app-online.aspx

Hoe werkt het

• De behandeling die tot de beste resultaten leidt rond gewichtsverlies bij volwassenen met overgewicht, is een combinatie van een gezond voedingspatroon, meer bewegen en de toepassing van gedragsveranderingstechnieken. Een effectieve gecombineerde leefstijlinterventies dient alle drie de componenten te bevatten.

• Het initiële gewichtsverlies hangt vooral samen met het aanleren van een gezond voedingspatroon. Het behoud van het gewichtsverlies hangt vooral samen met bewegen. Gedragsveranderingstechnieken hebben zowel effect op de korte (gewichtsverlies) als lange termijn (behoud van gewichtsverlies).

• Een gecombineerde leefstijlinterventie bestaat uit een behandelfase gericht op gewichtsverlies en een onderhoudsfase gericht op gewichtsbehoud. De verandering van afvallen naar onderhoud gebeurt meestal na zes maanden behandeling.

Van belang is dat de interventie vaardigheden aanleert voor zowel gewichtsverlies als voor gewichtsbehoud.

• In de eerste zes maanden hangt gewichtsverlies af van het aanleren van vaardigheden die leiden tot gewichtsverlies.

• Bij betere naleving van de NICE Richtlijnen of een hogere IMAGE Score hadden deelnemers een hoger gewichtsverlies.

https://www.nice.org.uk


• Een gewichtsvermindering van 5 tot 10% geeft al een aanzienlijke gezondheidswinst (zoals 50% minder kans op diabetes mellitus type 2, bloeddrukdaling en lipiden- verbetering) en kan dus als doel gesteld worden. Een gewichtsverlies van deze omvang vergt een intensieve interventie. Een minder groot gewichtsverlies leidt tot kleinere gezondheidswinst.

• lukt het in de eerste maand van de behandeling niet gewicht te verliezen, is het is belangrijk de ondersteuning te intensiveren. Vroegtijdige gewichtsvermindering blijkt een belangrijke voorspeller van gewichtsverlies op lange termijn. Zeer streng lijnen wordt echter niet geadviseerd.

• Is er de eerste zes maanden van de behandeling sprake van 1% of meer aankomen dan is intensievere begeleiding nodig om zelfreguleringsvaardigheden aan te leren. Dit leidt na twaalf maanden tot betere uitkomsten. Ook loont het de moeite om opnieuw te bekijken of er sprake is van onderliggende dikmakende factoren zoals bijvoorbeeld medicijngebruik met een gewicht verhogende werking.

• Over de opbouw van een behandelsessie begint met een sessie met een persoonlijke gewichtsmeting. De hoeveelheid gewichtsver- andering wordt meestal niet gedeeld met de groep. Elke deelnemer geeft vervolgens een kort verslag van zijn of haar vorderingen rond de gedragsdoelen. In elke sessie leren deelnemers nieuwe vaardigheden aan die belangrijk zijn voor het bereiken van de gedragsverandering die nodig is voor het gewichtsverlies. Dit gebeurt volgens een gestructureerd curriculum.

• Minder intensieve gecombineerde leefstijlinterventies met minder dan maandelijkse behandelsessies laten geen aanzienlijk gewichtsverlies zien.

• gecombineerde leefstijlinterventiesmet minder dan veertien sessies in zes maanden leiden tot een kleiner gewichtsverlies.

Reductie energie-inname

Wat werkt

• Het is belangrijk om het voedingsadvies op maat aan te bieden, afgestemd op de persoonlijke voedselvoorkeuren, dagelijkse bezigheden, cultuur, gezondheidsstatus, dagritme en de benodigde energie. Dit bevordert de therapietrouw.

• Een gestructureerd calorie-reducerend eetplan draagt bij aan gewichtsverlies.

Het advies is een gewichtsverlies van 0,5 tot 1,0 kg per week.

In de behandelfase is een verminderde energie-inname een belangrijke component van een gecombineerde leefstijlinterventie. Dit kan bestaan uit:

a) 1200-1500 kcal/dag voor vrouwen of 1500-1800 kcal per dag voor mannen;

b) een energietekort van 500-750 kcal/dag;

c) een evidence-based dieet dat de inname van specifieke voedselcomponenten (zoals voeding rijk aan koolhydraten, vetten of vezelarm) vermindert om een energietekort te krijgen;

d) een op-maat dieet bij voorkeur voorgeschreven door een diëtist dat aansluit bij de gezondheidssituatie en voorkeuren van de volwassene.

• Diverse diëten kunnen gewichtsverlies veroorzaken bij volwassenen met over- gewicht en obesitas. Denk hierbij onder andere diëten die rijk zijn aan proteïnen of arm aan koolhydraten of vetten, en het mediterrane dieet.

• In de onderhoudsfase gaat het om gewichtsbehoud. In deze fase moet het energie- gebruik gelijk zijn aan de energie-inname. Ook is de samenstelling en de kwaliteit van de voeding, gezien het langdurige karakter van deze fase, extra belangrijk.

Wat werkt waarschijnlijk

• Richtlijnen adviseren niet te streng te lijnen omdat streng lijnen op de lange duur niet tot een groter gewichtsverlies leidt dan matig lijnen. Niet alle studies bevestigen deze resultaten.

• Diëten zonder calorie beperking waarbij de basis bestaat uit gezonde onbewerkte producten, kunnen ook een langdurige gewichtsvermindering geven. Deelnemers die waren geïnstrueerd het maximum aan groenten te eten, minimum aan suikers, geraffineerde meelsoorten en transvetten, voedingsmiddelen te gebruiken die minimaal bewerkt zijn, en waar mogelijk thuis bereid, nuttigden 500-600 calorieën per dag minder dan daarvoor en wogen na twaalf maanden 5,3-6,0 kg minder.

• Het gebruik van maaltijd vervangende repen en shakes hangt op korte termijn samen met een hoger gewichtsverlies in vergelijking tot een gebalanceerd energie- armdieet waarbij alleen normale voeding wordt gebruikt.Op de langere termijn zijn er minder duidelijke aanwijzingen voor aanhoudend gewichtsverlies.

• In bepaalde patiëntenpopulatie lijkt het zinvol om de samenstelling van de macro- nutriënten van de voeding aan te passen. Bijvoorbeeld het DASH-dieet voor patiënten met een hoge bloeddruk en het mediterrane dieet voor patiënten met een verhoogd cardiovasculair risico. Het DASH-voedingspatroon bestaat uit een dieet dat rijk is aan fruit, groenten en magere zuivelproducten en beperkt in producten die vet bevatten (verzadigd vet, totaal vet en cholesterol), rood vlees, zout, snoep en suikerhoudende dranken. Het mediterrane dieet kenmerkt zich door gebruik van olijfolie als vetbron.

https://www.hartstichting.nl/gezond-leven/gezond-eten/zout-eten/dash-dieet-verlaagt-bloeddruk

• Een voorspeller van succesvol gewichtsverlies is de flexibele beperking van eten.

Dit houdt in dat er geen verboden voedingsmiddelen zijn. Dit legt minder druk op een dieet en deelnemers krijgen meer inzicht in de invloed van voeding op de energiebalans. Het is belangrijk om in te zetten op flexibele controle, het bieden van ruimte voor compensatie, een lange termijnstrategie, het voorkomen van zwart-wit denken en het uitdagen van irrationele gedachten en doelstellingen. Door het gebruik van deze technieken komt de overtreding van een dieetregel niet gelijk te staan aan gehele terugval.

Wat werkt niet

• Een normaal gewicht (BMI onder 25) als einddoel is bij de meeste volwassenen niet haalbaar. Het is onrealistisch dit als doelstelling te stellen en leidt vaak tot irreële/ rigide dieetregels. Bij het zich niet houden aan een rigide dieetregel stopt vaak de algehele controle en is sprake van counterregulatie: in plaats van minder te eten, gaat men juist meer eten. Een overtreding van de dieetregel staat gelijk aan gehele terugval, wat veelal reden is om alle inspanningen te staken.

Aanvulling vanuit de praktijk

• Deelnemers die maaltijdvervangers gebruiken zien dit vaak als een tijdelijk hulpmid- del. Zodra deelnemers weer op een (voor hen) normaal eetpatroon inzetten, verval- len ze in het oude gedrag. Het werkt beter in te zetten op het aanleren van een structureel gezonder voedingspatroon (‘niet voor even maar voor het leven’) (CooL).

• CooL, SLIMMER en de BeweegKuur presenteren zich niet als afvalprogramma’s. Deze interventies zetten in eerste instantie in op gezond gedrag en niet specifiek op gewichtsverlies. Ze richten zich op duurzame aanpassingen in het voedingspatroon en het beweeggedrag en de vaardigheden die nodig zijn om dat in de praktijk toe te passen en vol te houden.

https://interventies.loketgezondleven.nl/leefstijlinterventies/interventies-zoeken/1800158

Meer bewegen

Wat werkt

• Tijdens de behandelfase is het advies dat deelnemers 150-250 minuten per week matig intensief bewegen in de vorm van aerobe activiteiten, verdeeld over drie tot vijf sessies per week. Dit is ook van belang om de reductie van vetvrije massa, die optreedt als iemand afvalt, te beperken. Aerobe activiteiten zijn bijvoorbeeld stevig doorwandelen, fietsen en zwemmen.

• Naast aerobe training is het advies om twee tot drie keer per week weerstandstrai- ning te doen, bestaande uit enkelvoudige oefeningen die de belangrijkste spiergroe- pen gebruiken. Dit stimuleert vetverlies zonder de vetvrije massa te verliezen.

• Voor de meeste obese deelnemers moet het bewegen rustig opgebouwd en de intensiteit en de duur geleidelijk aan verhoogd worden. In de beginfase kan het bewegen bestaan uit kleine stukjes overdag bewegen zoals een bushalte eerder uitstappen of traplopen. Het effect van de verhoogde lichamelijke activiteit neemt dan toe naarmate de behandeling vordert.

• Bewegen is een belangrijke factor om gewichtstoename in de toekomst te voorkomen en het verminderde gewicht te behouden. Een deelnemer dient in de onderhoudsfase 200-300 minuten per week te bewegen.

Wat werkt waarschijnlijk

• Om inactief gedrag bij mensen met overgewicht of obesitas te verminderen dient de interventie zich te richten op een afname van zittend gedrag (zoals computeren, televisie kijken) en toename van actieve vrijetijdsbesteding (zoals tuinieren, fietsen, stevig wandelen).

• Eenvoudige manieren van bewegen zoals traplopen of lopen en fietsen in plaats van met de lift/roltrap of auto gaan, zijn even effectief als deelnemen aan gestructureerde beweegprogramma’s.

• Een individueel beweegplan, dat met een inspanningsfysioloog of een gecertificeerde fitnessprofessional is afgestemd op de mogelijkheden en voorkeuren van de deelnemer en dat rekening houdt met eventuele fysieke beperkingen, lijkt bij te dragen aan een groter effect.

• Het gebruik van een stappenteller lijkt te helpen bij het zelf-monitoren van het verhogen van het aantal stappen in een op gewichtsverlies gerichte ‘wandel- interventie’.

Gedragsveranderingstechnieken

Wat werkt waarschijnlijk

• Interventies die gebruik maken van gedragsveranderingstechnieken (zoals het stellen van doelen of het oplossen van problemen, leiden tot meer gewichtsverlies dan interventies die dat niet doen. Gedragsveranderingstechnieken verklaren ongeveer 35% van de korte termijn effecten en ongeveer 25% van het langdurig behoud van gewichtsverlies.

• Gedragsveranderingstechnieken worden bij voorkeur afgestemd op de etnische, culturele, sociaaleconomische en educatieve achtergrond van het individu, op de barrières die een individu ervaart en op de fase van de behandeling. Ze dienen tussentijds te worden bijgesteld. Het is zinvol om een geïndividualiseerd behandel- plan op te stellen met een combinatie van op maat toegepaste technieken.

Het stellen van doelen en zelfmonitoring

Wat werkt

• Voor effecten op korte termijn zijn vooral de gedragsveranderingstechnieken het stellen van doelen en het monitoren van eigen gedrag van belang. Men kan doelen stellen rondom het streefgewicht, de dagelijkse calorie inname, het wekelijks aantal minuten bewegen en het monitoren van het eet- en beweeggedrag.

• Aangezien het bereiken van een doel motiverend kan zijn en gevoelens van eigen effectiviteit kan vergroten, vergroot het werken met kleine tussendoelen het succes bij het bereiken van grote doelen. Ook helpen tussendoelen bij het toewerken naar nieuw eet- en beweeggedrag. 

• De doelstellingen moeten specifiek, meetbaar, haalbaar, realistisch en in de tijd (SMART) geformuleerd zijn om een duidelijke beoordeling van het succes mogelijk te maken. Regelmatige monitoring en herevaluatie van gestelde doelen is cruciaal.

• Monitoring van gewicht, voedselinname en fysieke activiteit verhoogt de bewust- wording van eventueel onbekend gedrag, geeft feedback in welke mate het doel al bereikt is en geeft structuur aan de behandeling. Het biedt inzicht waar aanpassingen nodig zijn. Deelnemers die hun voeding en gewicht consequent monitoren bereiken het grootste gewichtsverlies.

• Het verstrekken van doelgerichte feedback door een deskundige helpt individuen zich te richten op meerdere aspecten van de behandeling (bijvoorbeeld gewicht, voeding en beweeggedrag) en deze informatie te gebruiken om de plannen waar nodig tussentijds bij te stellen. Als deze deskundige het individu tegelijkertijd helpt de nodige vaardigheden aan te leren om uiteindelijk als eigen bron van feedback te dienen, vergroot dit het zelfregulerende gedrag en uiteindelijk het gevoel van eigenwaarde.

bron ministerie van volksgezondheid welzijn en sport.

https://www.loketgezondleven.nl/zorgstelsel/gecombineerde-leefstijlinterventie